Een sterke pot achter de tap: Bet van Beeren en ’t Mandje


Gert Hekma

In 1927 nam Bet van Beeren (1902-1967) café ’t Mandje aan de Zeedijk 63 over van een oom voor wie ze daar eerder had gewerkt. In de loop van veertig jaren zou ze haar kroeg opwerken tot de bekendste gemengde homo/heterobar van Amsterdam en kreeg ze vanwege haar verdiensten voor de buurt de erenaam ‘Koningin van de Zeedijk. Ze overleed in 1967 – net toen de seksuele revolutie losbarstte. Ook wat homoseksualiteit betreft, viel Bets dood samen met een breekpunt in de geschiedenis: het afscheid van het type homobar dat thuishoorde in de rosse buurt, het verdwijnen van het soort lesbiennes en homo’s die daar op hun plaats waren geweest en, anderzijds, de opkomst van een nieuw type ‘gay’. In 1967 luidden Nederlandse ‘studentenwerkgroepen homoseksualiteit’ een nieuwe periode van homoleven in. Het was twee jaar voor ‘Stonewall’, internationaal het mythische begin van een nieuwe fase van homo-emancipatie.

Bet van Beeren was geboren in de Boomstraat in de Jordaan waar haar moeder het logement ‘De Rode Lantaarn’ bestierde. Haar vader, een stratenmaker, zag zijn vrouw liever niet met alle kostgangers en het echtpaar deed het kosthuis van de hand. Daarna werd de echtgenote straatverkoopster. Naast een oudere zuster waren er vier jongere kinderen, twee van iedere sekse. Al gauw hielp Bet haar moeder met succes met het venten maar ze was ook goed in het charmeren van mannen die haar geld en goed gaven. Dat viel slecht in het gezin maar Bet heeft altijd volgehouden dat het niet voor de seks was. Al jong was duidelijk dat ze niet van de heren was maar een lollepot. Toen ze 19 jaar was kwam ze in de gevangenis terecht vanwege diefstal van een koffer schoenen. Opgegroeid in de Jordaan leerde ze alle regels van het straatleven knap te beheersen wat van pas kwam bij haar carrière in de cafés op de Zeedijk.

Het leven van Bet ontwikkelde zich spectaculair. Er zijn verhalen over haar belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog, met onderduikers, verborgen wapens, kattenvlees dat als varkenskluif in de snert ging en Duitse officieren die Bet aftroefde. Ze voerde een strijd met drank, seks en geloof, met de opwinding en gevaren van straat en kroegen op de Walletjes. Ze speelde met succes de baas in ’t Mandje en snoepte haar klanten heel wat geld af door ‘met een vork de rekening te schrijven’ (drie- of vierdubbel laten betalen) maar was ook goedgeefs als mensen het nodig leken te hebben. Bet was volop pot, maar ook een goede katholiek, betrokken bij het religieuze en charitatieve leven dat rosse buurten evenzeer kenmerkte als de rode lichtjes. Als het Leger des Heils eenmaal per week op vrijdagavond kwam werven en zingen in het café moest iedereen stil zijn en geld storten in de rammelbus.

De kroeg van Bet bloeide onder haar leiding op in de jaren vijftig en zestig. Gemengde kroegen hadden hun gouden jaren juist voor de seksuele revolutie. Vaak werden ze gedreven door (lesbische) vrouwen, die hun geld hadden verdiend in de hoerenbuurt en dat in zulke zaken investeerden. Voor vrouwen uit de arbeidersklasse was het een van de weinige manieren om als zelfstandige te werken. Bet was niet de enige lesbische uitbaatster van een gemengde kroeg: in de rosse buurt waren ook Xantippe, Groningen, Violetta op de Zeedijk en de Monico, een kleine bar die in 1941 in de Lange Niezel opende onder het bestier van Saar Heshof (1913-2003). Namen van uitbaatster en kroeg waren vaak uitwisselbaar: zo duidden de meeste mensen ’t Mandje aan als ‘Bet van Beeren’ en de Monico als ‘Blonde Saar’. Laatstgenoemde hield de Monico open tot haar dood maar de laatste dertig jaar was het vergane glorie; een reliek van een voorbije tijd. Een puur lesbisch café kwam er pas in 1970 met de Tabu in de Leidsepleinbuurt, aan de andere kant van het centrum.

Het publiek in gemengde bars was net zo geschakeerd als de uitbaatsters kleurrijk waren. Ze trokken de hoeren en hoerenlopers van de rosse buurt en daarnaast homo’s en lesbo’s, die zich – in een tijd dat homoseksualiteit nog iets abjects was – er veilig voelden, met een sterke pot achter de tap. De klandizie was van alle klassen: zeelui en soldaten waaiden aan uit alle windstreken, rijkelui kwamen er voor de seks en het volkse exotisme van de Zeedijk. Provincialen en stadsmensen, verlegen en brutale types, mannen en vrouwen hadden allemaal zo hun redenen voor een bezoek aan de rosse buurt – één van de weinige publieke plaatsen waar in die zwarte jaren niet alleen voor hetero’s maar ook voor homo’s en lesbo’s seksuele mogelijkheden bestonden.

Het was een tijd dat nichten en potten de ware homoseksuelen waren. Bet van Beeren was zelf het ultieme voorbeeld van een mannelijke pot (butch in het Amerikaans): ze had kort haar, reed motor, dronk jenever, rookte sigaren, droeg een leren jas – en soms een matrozenpak, een mantelpak of ‘gewoon’ een jurk. Ze was een stevige vrouw die haar mannetje stond als het nodig was. Potten waren in die tijd nog halve mannen en gingen voor femmes – vrouwelijke vrouwen die meestal hetero waren en voor de aardigheid of de afwisseling lesbische relaties aangingen. Welgestelde ‘damesdames’ konden een hoer inhuren voor seksuele diensten of waren de femme voor een echte pot. Bet hield van vrouwen van een hogere klasse die gingen ‘slummen’ op de Walletjes – op zoek naar seks, drank en drugs – omdat ze zich verveelden bij hun welgestelde, drukbezette man en een avontuurtje met een pot een plezierig verzetje vonden. Maar ook volksmeisjes die in de prostitutie werkten en ’t Mandje bezochten waren mogelijke liefdeskandidaten voor Bet en haar potteuze klanten.

Wat de mannenkant betreft: nichten waren vrouwelijk of althans onmannelijk en vielen op echte, ‘heteroseksuele’ mannen, meestal jong en van de werkende stand: matrozen, soldaten, bouwvakkers en loopjongens die de rosse buurt bevolkten. Ze noemden die partners ‘tule’ – mooie jongens die zonder gezeur over seksuele voorkeur deelnamen aan het grensverkeer van homo en hetero. Die jongens en mannen waren niet vies van homokansen want heterokansen waren schaars: meisjes moesten maagd blijven tot het huwelijk en menige vrouw zat vast aan een man die minder seksueel gebonden was aan haar dan zij aan hem. Als de heteroliefjes – de tule - te veel hadden gedronken en geen geld meer hadden voor een sekswerkster, bood een nicht een aardig alternatief – en voor de vele homoseksuele zeelui was dat soms geen tweede, maar een eerste keus. De seks vond plaats bij de nicht thuis, in een stil steegje, op een kamer die kroegbazen verhuurden aan hoeren en klanten of in een hotel waar je een kamer niet alleen voor een nacht maar ook voor een uur kon betrekken. Zo’n ‘uurhotel’, de Witte Ballon, zat pal naast ’t Mandje; het besloeg een perceel dat liep van Geldersekade tot Zeedijk.

In die jaren voor pil en seksuele revolutie boden de Walletjes – net als hoerenbuurten elders – seksuele kansen voor iedereen; niet, zoals nu, alleen voor heteromannen. Een nadeel voor nichten en potten kon zijn dat hun partners nooit vaste relaties met hen aangingen: de meeste gasten van het homoleven zetten vroeg of laat de stap terug naar een geregeld heteroleven. Homoseksuele relaties waren vaak een kopie van prostitutiecontacten. Met de ondergang van het systeem van pot en femme, van nicht en tule kwamen er homo’s en lesbo’s die respectievelijk gewoon mannelijk en gewoon vrouwelijk waren en die bed en seks deelden met hun gelijken: andere homo’s en lesbo’s. Voor de seksuele revolutie was het erotisch verlangen gebaseerd op een tegenstelling van man en vrouw, van oud en jong, van actief en passief, van hoer en hoerenloper, van butch en femme en van nicht en tule. Zoals potten het vroeger zeiden ‘hout op hout gaat niet’: een pot deed het niet met een pot, net zomin als een nicht het deed met een nicht. Na de seksuele revolutie ging het in de richting van gelijkheid en kwam het homohuwelijk in zicht. Feminisme en socialisme werkten al langer in tandem om erotische relaties gelijk te maken, om idealen van politieke gelijkheid te projecteren op seksualiteit. Dat gebeurde vanaf de jaren zestig met doorslaand succes. ‘Hout op hout’ werd de norm. De vanzelfsprekende socio-seksuele ongelijkheid raakte uit de gratie terwijl gelijkheid de nieuwe standaard werd. Homo’s en lesbo’s die vaste relaties nastreefden, profiteerden ervan en het homohuwelijk is de uiteindelijke consequentie. Pot en femme en nicht en tule waren op hun retour; net als ouderwetse heterorelaties met een man die de baas speelde en een vrouw die naar zijn pijpen moest dansen. Pedofilie en hoerenloperij verdwenen naar de marge en werden steeds meer gedemoniseerd. Het is een opmerkelijke en verbazende ontwikkeling dat de seksuele gelijkheid die voorheen vrijwel ondenkbaar was en als volstrekt ongeil gold, de norm is geworden.

Bet van Beeren was de koningin van de Zeedijk in een tijd dat het oude systeem nog volop van kracht was. Ze was de belichaming van een wereld waar potten nog mannelijk en stoer waren en achter vrouwelijke dames en heterohoeren aangingen. Bet was zelf een groot verleidster van volkse vrouwen en chique dames die in haar café kwamen of die ze elders opzocht, zoals in het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis voor het Amsterdamse Centraal Station – typisch een passantenplaats waar homo’s en lesbo’s hun prooien vonden. De relaties van Bet waren er vele, wil de legende, en duurden kort – zoals gebruikelijk was in rosse buurten. Het was de tijd dat gemengde kroegen als ’t Mandje en de Monico van blonde Saar stijf stonden van alcoholwalm en tabaksrook. En van conflictstof. De contacten tussen pot en femme waren vaak gespannen vanwege de verschillende verwachtingen bij sekscontacten en vanwege de afgunst van potten onderling. Een vriendin was een verovering en een bezit waar niemand anders aan mocht komen, soms niet eens naar kijken. Maar die femme moest wel in triomf worden getoond. Het resultaat van die spanningen en jaloezie was ‘pottenknok’. Zulke gevechten waren legendarisch en werden publiek uitgevochten – waarna de niet zo keurige dames vrede sloten met nog een rondje sterke drank. Tegenwoordig vindt het intieme geweld van homo’s en lesbo’s achter gesloten deuren thuis plaats, indertijd was het openbaar en spectaculair. Toen ik met een student in de vroege jaren negentig eens in de Monico zat, zagen we het voor onze ogen voltrekken. Als nichten bestonden wij niet in de vijf minuten dat de potten knokten en tijdens de vredesdrankjes die erna werden geschonken.

De meeste dames en heren die mijn studenten en ik interviewden voor De roze rand van donker Amsterdam hadden goede herinneringen aan Bet en ’t Mandje. Het was een vrijhaven waar dankzij Bet nichten en potten zichzelf konden zijn en partners konden vinden. Bet nam jonge lesbo’s en homo’s in bescherming en hielp ze met raad en daad seksueel op pad. Het was een tijd dat homoseks nog geweldig verboden en verborgen was; en daarom mochten lesbische en homoseksuele gasten niet teveel aan hun geliefdes plukken of met elkaar kussen. Alleen op Koninginnedag mochten vrouwen met vrouwen en mannen met mannen intiem doen en met elkaar dansen. Bet wilde een keurige bar hebben (dat had haar zuster Greet later nog veel sterker) maar het liep in dronkenschap en in passie weleens anders. Ze was een absolute heerseres die haar gasten als een kloek beschermde maar op straat zette als ze te lastig, dronken of vervelend werden. Ook de alom opgehemelde majoor Bosshardt van het Leger des Heils overkwam dat eens, nadat een klant haar honderd gulden had gegeven omdat hij Bet een toffe vrouw vond. Toen de heilsoldate zuinigjes opmerkte dat Bet ook haar foutjes had – waarmee ze vast en zeker Bets in alcohol gedrenkte pottenleven bedoelde –, liet de koningin van de Zeedijk zien wie er de baas was. Ze pakte de majoor bij kop en kont en gooide haar met collectebus en al op straat: “Lelijk klerewijf, godverdomme, eruit!”

Van 1982 tot 2008 was het café gesloten (ook nadat de drugsproblemen op de Zeedijk allang waren afgelopen), met uitzondering van de week van de Gay Games in 1998. In 2007 overleed Greet en nam haar nicht Diana van Laar het pand over. Zij heeft de tent in oude luister hersteld en voor het publiek heropend op 29 april van dat jaar; heel toepasselijk, aan de vooravond van Koninginnedag. De bovenwoning waar Bet woonde is trouw nagebouwd en wordt verhuurd als een museale bed & breakfast. Het interieur van ’t Mandje is tegenwoordig een driedubbel monument. Het origineel is opgeslagen in het Stadsarchief, een kopie is te bewonderen in het Amsterdam Museum en de kroeg op de Zeedijk leeft voort als een kopie van haar oude zelf. Er is sinds 1927 weinig aan veranderd: biljart, bar, wc, meubilair zijn nog ongeveer hetzelfde – voor zover ze de passiestormen hebben overleefd. Aan het plafond hangen de dassen en riemen die Bet van haar vervelende (of soms juist geliefde) klanten had afgepakt of afgesneden. De muren zijn volgehangen met ansichten, visitekaartjes en plaatjes van de kroeg en de koninklijke familie. (Homo’s zijn altijd royalisten geweest maar de liefde kwam slechts van één kant, net als in hun seksuele contacten van weleer.)

Het kroegleven was zwaar voor Bet en zij zou ondanks alle drukte en het rumoer van mensen en Zeedijk eenzaam geweest zijn, zeker als ze in haar eentje moest bijkomen van een kater en het ruige leven dat ze leidde. Of is haar veronderstelde eenzaamheid kwaadsprekerij uit die periode, typisch gericht tegen homo’s en lesbo’s die als ongehuwden geen deel hadden aan het geluk van een gezin en vaak met drank en seks het alleen-zijn bestreden? Bet had zeker rustige momenten, in de woorden van Gerard Reve die haar onsterfelijk maakte met drie regels in zijn gedicht “Een nieuw Paaslied”:

“[..] Toen zag ik Bet van Beeren, aan een wit tafeltje

tegenover haar cafee gezeten, pogend met mes en vork

een makreel te openen om deze in de zon te eten. [..]”

Na haar dood in 1967 lag Bet opgebaard op het biljart in het café. Haar zus Greet zette de kroeg nog 15 jaar voort maar zonder Bet was ’t Mandje ’t Mandje niet meer, ook al omdat Greet hetero was en Bets harde charme miste. Ze sloot het café in 1983, toen de Zeedijk was verworden tot een drugsgoot voor kleine criminelen en junkies. De tijd van pot en femme en van een motor rijdende en sigaren rokende Bet was voorbij en komt nooit meer terug, maar haar nicht is het gelukt als geboren Zeedijkster sinds 2007 een nieuw publiek te trekken in het historische monument dat ’t Mandje geworden is. De kleurige, drankzuchtige Bet is opgevolgd door mannen en vrouwen die liefst gewoon homo en lesbo willen zijn. Haar excentriciteit is in de stad waar het adagium gold “als je gewoon doet doe je al gek genoeg” tegenwoordig vrijwel ondenkbaar.


1 Op 28 juni verzetten jonge nichten, potten en travo’s zich tegen een politie-overval op de Stonewall Inn aan de Christopher Street in New York. Daarna was het nog enkele dagen onrustig in de buurt. Deze opstand werd een jaar later herdacht en wordt nu algemeen gezien als het begin van een nieuwe fase van homo-emancipatie: uit de kast met decriminalisering en demedicalisering. Als Stonewall Day, Christopher Street Day of Roze zaterdag nu in vele landen gevierd. Zoals duidelijk zal zijn was het met studentenwerkgroepen in Nederland eerder begonnen en een beweging voor homorechten bestond sinds 1897 in Duitsland, het Wissenschaftliche-humanitäre Komitee van Magnus Hirschfeld en anderen. Zie Duberman, Martin, Stonewall, New York, Dutton, 1993.

2 Tibbe Bosch (red.), Bet van Beeren. Koningin van de Zeedijk, Amsterdam, PMP, 2007. Een boek vol mythische verhalen met weinig concrete informatie over haar kroeg of leven.

3 Gert Hekma e.a., De roze rand van donker Amsterdam. De opkomst van een homoseksuele kroegcultuur1930-1970, Amsterdam, Van Gennep, 1992; zie ook Anja van Kooten Niekerk & Sacha Wijmer, Verkeerde vriendschap. Lesbisch leven in de jaren 1920-1960, Amsterdam, Sara, 1985.

4 Het homoleven werd tot 1970 gedomineerd door cruisen en seks bij urinoirs en in parken, soms in bioscopen. Kroegen namen nog een marginale plek in want daar waren concrete seksuele mogelijkheden gering mede door regelmatige controles van de zedenpolitie. Zie Hekma, a.w., 1992 en Duyves, Mattias, ‘Geografie van het Amsterdamse homoleven’, in: Geografie 2:2 (maart 1993), pp. 18-22.

5 Gerard Reve, Verzameld Werk II, Utrecht, L.J.Veen, 1999, p. 326, eerst verschenen in Tirade 67-68 (juli-augustus 1962, p. 426.

6 Zie cafetmandje.nl