Michael Rocke, Forbidden Friendships. Homosexuality and Male Culture in Renaissance Florence.


Stadsonderzoek is binnen homostudies sterk in opmars. Na de mooie studie van George Chauncey over twintigste-eeuws Gay New York (1994) is er het boek van Michael Rocke over vijftiende-eeuws Florence. In de grote Noord-Amerikaanse seksstudie schrijft Stuart Michaels over de relatie tussen mannelijke homoseksualiteit en stedelijkheid. Veel meer homomannen wonen in de stad dan op het platteland omdat ze naar de stad trekken vanwege de vele mogelijkheden en de grotere tolerantie. Michaels en de zijnen waren echter zo slim om ook te vragen waar de homomannen woonden op hun vijftiende, rond het tijdstip van hun coming out. Ook dan blijken er relatief meer een stedelijke dan een plattelandsachtergrond te hebben. De stad trekt homomannen, maar genereert ook homo-ambities. Terwijl op het platteland veel homotalent zinloos verloren gaat.

Hoewel er plattelandsculturen bekend zijn waar lusten onder mannen bijna endemisch waren, zoals rond 1731 het Groningse Faan en kort geleden nog bepaalde Papoea-samenlevingen, staan vooral steden daarom bekend: het klassieke Athene en Rome, Middeleeuws Florence. In mindere mate geldt het voor Berlijn en Parijs tussen beide Wereldoorlogen en Amsterdam, San Francisco, New York en Sydney nu. Tanger, Rio de Janeiro, Bangkok, Kaapstad, Cairo zijn steden buiten de Westerse wereld met een geheide "gay" reputatie. Homoleven heeft vooral gebloeid op plekken waar veel mannen passeerden en een zekere tolerantie bestond zodat zich een homocultuur kon ontwikkelen.

Die stedelijke homowerelden lijken in bepaalde opzichten op elkaar, in andere helemaal niet. Sommige westerse homomannen voelen zich niet thuis in de Arabische wereld waar vrijwel alle mannen beschikbaar zijn, maar vrijwel geen man zich homo zal noemen. Daar bevindt de homowereld zich op straat en niet achter de deuren van cafés en disco's. De financiële transacties die in Brazilië en Thailand vrij vanzelfsprekend zijn, vervullen nogal wat westerse homo's met weerzin. Arabische en Braziliaanse mannen hebben weinig op met de uitwisselbaarheid van seksuele rollen die in het westen regel is. Elke stad heeft haar couleur locale. Amsterdam is beroemd om tolerant klimaat met disco's en bordelen, Boedapest om Turkse baden, San Francisco om getto en parade, Sydney om mardi gras en Rio de Janeiro om carnaval. Leerwereld en sm horen bij het noorden en travestie en hoererij bij het zuiden.

Zulke stereotypen blijven algemeenheden die geen recht doen aan de veelheid aan seksuele wensen en praktijken die in elke stad bestaan. Maar ze geven wel vorm en richting aan homoleven van stadsbewoners en hun gasten. Tegelijk is er door een wereldomspannend netwerk van media en mensenverkeer een tendens tot een grotere gelijkvormigheid te constateren. Bars, disco's en homo-identiteiten naar westers model ontstaan overal, in Afrika, India en de Arabische wereld misschien iets langzamer dan in Zuidoost-Azië of Latijns-Amerika. Zodat soms twee homowerelden naast elkaar bestaan, een lokale en een globale, die ieder weer uit verschillende subculturen zijn opgebouwd.

Het zou interessant zijn al die stadse homoculturen eens systematisch te vergelijken. Er bestaan verschillende plaatsen voor het leggen en consumeren van homocontacten: straten, trams, stations, badhuizen, parken, urinoirs, gemengde en ongemengde cafés, slaapkamers. Vervolgens onderscheiden de homowerelden zich naar het soort mannen dat er komt: jonge of oude, met of zonder homo-identiteit, mannelijk, onmannelijk, vrouwelijk, travestiet enzovoorts. Het percentage mannen dat meedoet, is niet steeds hetzelfde en evenmin het soort relaties dat ze met elkaar aangaan. Soms bestaat er een rigide onderscheid tussen actief en passief, oud en jong, rijk en arm, tussen seks en liefde, en vaak weer niet. De acceptatie van verschillende seksuele handelingen varieert: anale seks is soms normaler dan orale seks of mutuele masturbatie terwijl andere specialisaties niet altijd op waardering kunnen rekenen. Homocontacten kennen een variabele verhouding met andere sociale contacten: zijn ze van voorbijgaande aard, bestaan ze naast andere sekscontacten, speelt familie of homowereld een centrale rol in het homoleven, zijn er wettelijke verboden, is er sprake van sociale acceptatie, politieke mobilisatie? De homowereld kent verder een bepaald ritme in de tijd. Tenslotte bestaan vaak tegenstrijdige mythen over de homowereld. De één denkt dat ze leuk en geil is, de ander ziet vooral ruzie, ellende, leugen en bedrog.


De meeste van deze thema's heeft Rocke voor vijftiende-eeuws Florence kunnen onderzoeken. De stad kende haar hoogtijdagen onder het bewind van de Medici met veel homoseksueel geïnteresseerde kunstenaars. Het is verbazend hoeveel mannen toen wegens homocontacten zijn aangegeven. Ruim de helft van de Florentijnen kwam terecht in de boeken van de "Ufficiali di Notte" (nachtwacht) die de vervolging van sodomie tot taak had. Ook andere Italiaanse steden hadden in die tijd speciale comités met de opdracht om sodomie te vervolgen, zoals het Venetiaanse "Collegium Sodomitorum", maar geen andere instelling heeft het zo grootscheeps uitgevoerd als de nachtwacht van Florence.

Behalve een actieve vervolging kende Florence een opmerkelijke wetgevingsactiviteit rond sodomie. In 1325 kreeg de stad een wet die sodomie strafbaar stelde en castratie introduceerde als straf. In 1365 verving de vuurdood de castratie terwijl er in 1415 weer mildere straffen kwamen als boetes en schavotstraffen. In het volgende decennium preekte de priester Bernandino van Siena hel en verdoemenis vanwege de Florentijnse hang naar sodomie. Zijn agitatie resulteerde niet in zwaardere, maar juist in lichtere straffen. De paradox van het milde strafklimaat was echter dat er meer vervolgd werd. Op 17 april 1432 stelde de regering van Florence de nachtwacht in.

De overheid moedigde de bevolking aan om sodomieten te verklikken aan de nachtwacht. Aangevers hadden recht op een kwart van de boetes die veroordeelden moesten betalen. Omdat bovendien bij een bekentenis de straf van sodomieten werd gehalveerd en bij een vrijwillige zelf-aangifte helemaal geen straf volgde, kon de nachtwacht hele netwerken van homomannen achterhalen. Door dit systeem leidden de meeste bekentenissen tot nieuwe vervolgingen. Volgens Rocke ging het niet om valse aangiften.

In 1458 bracht een nieuwe wet de boetes met driekwart terug. Was het aantal aangiften al sterk vermeerderd na 1432, de nieuwe wet zorgde voor een nog grotere aanwas. Op een bevolking van 40.000 inwoners kwamen er in de laatste decennia van de vijftiende eeuw jaarlijks gemiddeld 270 meldingen binnen. Uiteindelijk raakte ongeveer de helft van de mannelijke bevolking in het net van de nachtwacht verstrikt.

De nachtwacht was niet heel effectief. Op de meeste aangiften volgde geen onderzoek en uiteindelijk resulteerde slechts een vijfde van de aangiften in een veroordeling. Van de boetes die de veroordeelden moesten betalen, kwam slechts een tiende deel in de kas terecht. Volgens Rocke was de nieuwe strafmethode met boetes een uitdrukking van monetair pragmatisme: met milde straffen hoopte de overheid sodomie effectiever te bestrijden en bovendien werd ze er financieel beter van. Het was een soort belasting op sodomie.

De meeste auteurs die over de geschiedenis van sodomie hebben geschreven, benadrukken de brede definitie van sodomie: alle seksuele handelingen die niet tot voortplanting leiden. Maar tegelijk concentreerde de vervolging zich in de regel op anale seks tussen mannen. In Florence vervolgde de nachtwacht echter alle homoseksuele handelingen tussen mannen, van liefkozingen tot de anale variant. Vooral deze laatste vorm werd bestraft en wel in 84% van de gevallen waarin Rocke de aard van de handeling heeft kunnen vaststellen. Vrijwel steeds werd de actieve, oudere partner vervolgd terwijl de jongere onbestraft bleef. In 12% van de gevallen ging het om fellatio waarbij de oudere de jongere pijpte. Rocke beschrijft deze twee handelingen als onderscheiden feiten hoewel het best mogelijk is dat ze samen deel uitmaakten van een ruilrelatie tussen een man die een jongen neukte terwijl de jongen op zijn beurt bevrediging vond in de mond van de man.

De enorme rijkdom aan gegevens maakt het mogelijk een profiel van de homocultuur te schetsen. Vrijwel steeds ging het om ongehuwde twintigers die tieners penetreerden. In dit opzicht lijkt deze cultuur erg op die van het klassieke Griekenland. Maar in Florence was de pederastie geen norm van een elite, maar een alledaagse activiteit van alle jonge mannen. Jongens van goede komaf lieten zich nemen door mannen die beneden hun stand waren en omgekeerd. Qua klasse heeft Rocke geen systeem kunnen vinden. Sodomie hoorde gewoon bij de gezelligheid van ongehuwde mannen onder elkaar. Voor de meeste jonge mannen hield het homoleven rond hun dertigste na hun huwelijk op. Er was geen sprake van een specifieke homosubcultuur. Zulke contacten konden letterlijk overal, in taveernes, ateliers, in de koepel van de San Marco, thuis en op straat worden opgepikt en beleefd. Sommige ouders moedigden hun zonen aan om zich te prostitueren en stelden hun huis daarvoor beschikbaar. Hoewel het vaak om jongens ging die nog niet geslachtsrijp waren, waren ze zelf regelmatig actief aan het werven en vallen ze nauwelijks als slachtoffers van uitbuiting aan te merken.

Een eerste hoogtepunt van de sodomievervolging viel in de jaren zestig aan het begin van de regeerperiode van Lorenzo il Magnifico van de clan der Medici. In de regel wordt zijn bewind als een libertijnse periode afgeschilderd in vergelijking met dat van de Republiek die volgelingen van de radicale boetprediker Savonarola in 1494 vestigden. Volgens Rocke past de vervolging van sodomie niet in dit schema. Misschien stond het bewind van de Medici in de jaren tachtig wat meer vrijheden toe, daarmee was het gedaan toen Lorenzo op zijn sterfbed lag in 1492 en tijdens het tweejarige bewind van zijn zoon Piero. Toen was er opnieuw een golf van vervolgingen. Direct na haar aantreden in 1494 verscherpte de Republikeinse overheid de straffen op sodomie en schafte ze de boetes af, maar dat had een averechts effect. Omdat niemand meer een beloning kreeg voor aangifte en sodomieten hun straf met een bekentenis niet meer konden ontlopen, haperde de vervolging. Kort nadat Savonarola op de brandstapel was beland waar hij het liefst alle sodomieten had zien eindigen, stierf ook de nachtwacht een zachte dood in 1502. Daarna zette het bekende patroon van sporadische vervolgingen van sodomie weer in. Florence had inmiddels door haar nachtwacht een dermate homoseksuele reputatie gekregen dat Firenzer een gangbaar Duits woord voor sodomieten werd.

Het blijft een raadsel waarom een cultuur die doordesemd was van homoambities, zoveel energie stak in de vervolging ervan. Rocke geeft geen antwoord op deze kernvraag. Het is duidelijk dat anti-homoseksuele zeden van Christelijke makelij op dat moment nog niet veel wortel hadden geschoten. Tegelijk was van weerstand daartegen maar op beperkte schaal sprake. De Italianen pendelden in de Renaissance tussen een rigide moraal die in vele wetboeken werd bezegeld en waar veel mannen in moeten hebben geloofd, en een soepeler seksuele praktijk waar de meeste jongelui plezier aan beleefden. Kennelijk hadden ze met deze tegenspraak weinig moeite. Ook de omschakeling van een passieve naar een actieve rol en vervolgens van homoseksuele kalverliefdes naar een bedaagd huwelijksleven verschilt nogal van de hedendaagse normatieve seksuele ontwikkeling.

Jongens werden in die tijd in Florence niet bewonderd om hun onschuld, maar om hun schoonheid. Florence kende in de Renaissance misschien een verscheurde, maar ook een vitale cultuur die vele hoogtepunten van de Westerse cultuur heeft opgeleverd. Daarin lijkt de stad sprekend op het klassieke Athene. In beide steden hoorden seksuele relaties tussen jongens en mannen tot het weefsel van de mannenwereld. De pedofiele cultuur van beide steden roept de vraag op waarom de moderne mens bij alle bewondering die hij koestert voor deze "humanistische" culturen, de homo-ambities die er helemaal bij hoorden, afwijst.

Vergelijken we Florence met andere steden, dan valt het volgende op. In de eerste plaats participeerden bijna alle jonge mannen aan het homoseksuele verkeer. Van een homo-identiteit was geen sprake of het moesten die enkele oudere mannen zijn die nog op hoge leeftijd homocontacten zochten. Sodomieten konden hun partners vrijwel overal oppikken zodat er geen sprake was van een afgezonderde homowereld. Het seksuele repertoire was beperkt: passief tot je achttiende, actief tot je dertigste, daarna heteroseksueel. Van een kalender met carnaval als hoogtepunt was geen sprake. De vraag naar de acceptatie van homoleven is lastig te beantwoorden omdat de Florentijnen zo ambivalent waren. Vrijwel alle jonge mannen deden het, maar toch bestond er algemene afkeuring. Misschien zagen de Florentijnen het als kattekwaad, maar dan bevreemdt het dat de doodstraf erop stond. Van politieke mobilisatie was nauwelijks sprake hoewel sommige sodomieten hun voorkeuren wel openlijk demonstreerden. Zo paradeerde een jeugdbende uit een achterbuurt met hun "bardassa" (lieverdje) door de hele stad en stak een man, kennelijk een sodomiet, de brandstapel van Savonarola aan voordat de beul dat kon doen, terwijl hij riep dat "degene die hem wilde verbranden, nu zelf zou branden".

De homowereld van Florence was een volstrekt andere dan die van vandaag de dag. De verklaring ligt voor de hand: de cultuur was nog sterk geworteld in klassieke tradities die steeds meer onder vuur kwamen te liggen van de katholieke kerk en haar stadhouders op aarde. Volgens John Boswell begonnen de homovervolgingen in Europa pas in de twaalfde eeuw. Hoewel ze in Florence pas in de vijftiende eeuw systematisch werden, bleef desondanks een levendige homowereld bestaan. Het is de vraag wanneer die wereld uiteindelijk uit Italië is verdreven want tot in de twintigste eeuw zien we de resten ervan op Capri, in Taormina en onder de volksjongens die Pasolini zo bewonderde. Voor zulke vragen is er het homostadsonderzoek dat fris begonnen een grote belofte inhoudt.


Gert Hekma